Best practices bij het onderhoud van uw boom en ter voorkoming van ziektes of kappen:
Om te voorkomen dat u uw boom moet laten behandelen of vellen, raden wij u sterk aan de hieronder vermelde best practices en adviezen op te volgen. Zo hoeft u geen beroep te doen op onze dienst voor boombehandeling en -verzorging. Als uw boom toch ziek of verzwakt lijkt, aarzel dan niet om een fytosanitaire studie of expertise aan te vragen. Omdat het nu eenmaal waardevol is om volgroeide bomen op een terrein te hebben, is het verstandig om alle nodige maatregelen te nemen om een boom te redden en te vermijden dat hij gekapt moet worden.
Leefomgeving van jonge bomen:
Bewatering van jonge exemplaren:
Het bevordert de jaarlijkse uitbotting van de bomen en is belangrijk in het voorjaar. Een goed geplande besproeiing in de lente maakt het namelijk mogelijk om de besproeiing in de zomer te verminderen.
Een massale watergift van 50 tot 100 liter aan de voet van elke plant, afhankelijk van de grootte. Dit moet gebeuren in de eerste paar jaar na het aanplanten.
Schoffelen:
Het voorkomt bodemverdichting. Als er geen bodembedekking voorzien is, belucht het schoffelen (zonder de grond om te keren) de toplaag en bespaart het water (door capillaire opstijging te verstoren). Minstens 2 schoffelbeurten per jaar (in het voorjaar als de begroeiing weer op gang komt en aan het begin van de zomer).
Onkruid wieden:
De toegang tot mineralen en water wordt op peil gehouden door regelmatig te wieden om concurrentie met de jonge boom te voorkomen. Dit gebeurt handmatig (minstens een vierkante meter per boom), tegelijk met het schoffelen.
Bodembedekking:
De functies van bodembedekking:
- Biedt bescherming tegen vorst;
- Beperkt de uitdroging van de bovenlaag van de grond;
- Zorgt voor het behoud van een goede bodemstructuur;
- Voorkomt concurrentie door kruid- en grasachtigen en voorkomt dat er maaimachines in de buurt van de stammen komen (maaimachines veroorzaken verwondingen aan de stam, die een toegangspoort vormen voor ziekteverwekkende schimmels en parasitaire insecten).
Gedurende lange tijd bestond dit uit geweven plastic (wat niet zeer esthetisch was en bovendien zakte en verhardde de grond onder het zeil na verloop van tijd en verdween het microbiële leven volledig), maar tegenwoordig is men afgestapt van plastic ten gunste van geweven stof op basis van plantenvezels. Daarbij komt dat de stof biologisch afbreekbaar is. De bodembedekking kan gemaakt worden van hennepkaf, boekweitdoppen, cacaoboondoppen, vlaslemen en tarwestro. Het kan ook gemaakt worden van houtstrooisel en -snippers.
Regelmatig losmaken van boombanden en onderhoud van boompalen:
De boombanden moeten in maart/april en in juli/augustus (wanneer de stamdiameter toeneemt) gecontroleerd worden.
U moet ook controleren of de boompaal de stam niet verwondt en eventueel beschadigde boompalen vervangen.
De boompaal moet verwijderd worden zodra de boom op zijn definitieve standplaats in de grond zit (één tot drie jaar).
Deze vervolgmaatregelen zorgen ervoor dat de bomen normaal groeien en dat eventuele verwondingen snel worden behandeld.
Wanneer de boom op zijn definitieve standplaats in de grond zit (herstel verzekerd, boompalen verwijderd, begeleidingssnoei aan de gang of voltooid) en de groei het toelaat, is het tijd voor de sierafwerking van de boomvoet.
Leefomgeving van volwassen bomen:
Mulch:
Zijn functie bestaat erin de structuur en samenstelling van de bodem te verbeteren door het nodige materiaal te leveren voor de vorming van humus. Mulchen doet men door gecomposteerd organisch materiaal over het volledige door de wortels bedekte oppervlak uit te strooien met een dikte van 8 tot 10 cm. Het beste materiaal voor mulchen bij bomen bestaat uit hout, schors en versnipperde bladeren, die gedurende een korte periode (7 tot 12 maanden) gedeeltelijk gecomposteerd zijn.
De bladeren worden snel afgebroken, waarbij voedingsstoffen vrijkomen in de grond (kortdurende bemesting). Hout en schors worden langzamer afgebroken en geven over verscheidene jaren voedingsstoffen af (meststof voor de middellange termijn). Op die manier kan de mulchlaag een paar jaar meegaan voordat er een nieuwe laag op komt.
Bodembedekkers:
Zodra er geen sprake meer is van concurrentie, maakt de aanplant van bodembedekkers het mogelijk voor meer leven te zorgen in de bodem dankzij de activiteit die zij mogelijk maken (behoud van vochtigheid en biologische activiteit).
Het esthetische effect is positief en het onderhoud minimaal. Deze planten bieden ook bescherming tegen de inwerking van onderhoudsmachines (bosmaaiers, maaimachines) en tegen vertrapping en verdichting, mits ze beschermd worden door een boord en paaltjes.
Voorbeelden van bodembedekkers (halfschaduw en schaduw): klimop (Hedera), geranium (Geranium), bont zevenblad (Aegopodium podagria “Variegata”), kleine maagdenpalm (Vinca minor), gele dovenetel (Lamium galeobdolon), lievevrouwbedstro (Asperula odorata) en smeerwortel (Symphytum).
Snoeien en knotten van bomen:
Wanneer moet u een boom snoeien?
In de winter, hoewel snoeien niet louter een winterse bezigheid is. Het is wel waar dat de winter het beste seizoen is om de vorm goed te kunnen observeren. Als u zich er niet toe in staat voelt, aarzelt dan niet een beroep te doen op onze snoeidienst.
Er kan ook gesnoeid worden van juni tot en met augustus (het tijdstip varieert naar gelang van de soort. Lindes kunnen bijvoorbeeld tot 14 juli gesnoeid worden; zomereiken kunnen de hele zomer gesnoeid worden). In deze periode genezen de snoeiwonden gemakkelijker en sneller.
Snoei niet tijdens de knopuitbarsting (bij het uitkomen van de bladeren) of de bladval (begin van de herfst).
Snoeien van een tak:
De hoek waaronder een tak wordt afgesnoeid, moet rekening houden met de grens tussen de weefsels van de stam en die van de af te snoeien tak. Er mag niet in het weefsel van de stam of de dragende takken gesnoeid worden.
Het stamweefsel is te herkennen aan de aanwezigheid van de bastrichel boven het aanhechtingspunt van de tak op de stam en een uitstulping daaronder, die de takkraag genoemd wordt. Die kraag is niet altijd zichtbaar: de enige manier om er rekening mee te houden, is door loodrecht op de as van de af te snoeien tak te knippen.
Als er te dicht bij de stam wordt gesnoeid, wordt er in het stamweefsel gesnoeid.
Het cambium boet dan aan doeltreffendheid in: de cellen van het stamcambium kunnen niet meer normaal functioneren en de blootliggende weefsels lopen een verhoogd risico op houtrot. Wordt er te ver van de richel en kraag gesnoeid, dan vormt zich een knoest dood hout en het stamweefsel wordt mechanisch verzwakt door de aanwezigheid van deze knoest. De wond zal niet kunnen dichtgroeien, omdat de knoest een toegangspoort voor schimmels vormt, wat houtrot in de hand werkt.
Goed vakmanschap:
Het snoeien dient te gebeuren onder de juiste hoek en zonder de weefsels van stam of dragende tak te beschadigen (zie hiernaast).
Het snoeien gebeurt altijd bij een saptrekker, d.w.z. in de oksel van een dragende tak die ten minste 1/3 van de diameter van de snijas dik is. Dankzij de saptrekker kan het sap rondom de wond vloeien en wordt de genezing maximaal bevorderd.
Bij het snoeien mag niet meer dan 30% tot 40% (afhankelijk van de vitaliteit van de boom) van het bladoppervlak verwijderd worden.
Houd rekening met de specifieke kenmerken van de boom: soort, groeistadium, vitaliteit, habitus en structuur, groeidynamiek, eventuele aanwezigheid van ziektes of mechanische problemen, boombeheermethode.
Het snoeien dient te gebeuren bij de kleinst mogelijke boomdelen. Het snoeien van grote delen (gesteltakken uitgaande van de stam of zijtakken uitgaande van deze gesteltakken) moet een uitzondering blijven (alleen bij gevaar voor vallen).
Snoeien van een volwassen vrijstaande boom:
Snoeien moet een uitzondering blijven.
Een gezonde, volwassen boom hoeft niet gesnoeid te worden. Lang voordat de mens op aarde verscheen, heeft de boom zich ontwikkeld en een genetische erfenis meegekregen die zijn ontwikkeling, groei en uiteindelijke vorm bepaalt. Als echter een tak afgebroken is, is het beter uw boom te snoeien om hem te vrijwaren van aantasting door parasieten.
Zodra de begeleidingssnoei bij een jonge boom correct is uitgevoerd, wordt het snoeien van een volwassen, vrijstaande boom een weinig frequente en niet-beschadigende ingreep, zolang de levensomstandigheden gunstig en onveranderd blijven: om de 3 tot 15 jaar, afhankelijk van de soort en het groeistadium. Door regelmatige observatie kunnen interventies zo nodig worden aangepast (om de 3 tot 7 jaar).
De winter is de beste periode om de structuur van de boom te observeren en in de zomer krijgt u aanwijzingen over zijn fysiologie en eventuele ziektes (toestand van het gebladerte).
Elke snoeibeurt moet verantwoord zijn.
Snoeien omwille van de omgeving. Zo kan de boom aangepast worden aan de terreinomstandigheden: opkronen om voertuigen onder de kroon door te laten rijden, verkleining van het boomvolume in verhouding tot een gevel, een wegconstructie, enz. Dit snoeien in de nabijheid van een gebouw is het frequentst en ook duur. In de overgrote meerderheid van de gevallen kan het vermeden worden, als bij de aanplant een projectie zou worden uitgevoerd van de grootte van de volwassen boom. Een volwassen, vrijstaande sierboom zoals linde, plataan, Amerikaanse tulpenboom of es bereikt een hoogte van 15 tot 30 m en een kroondiameter van meer dan 8 m. Een boom moet voldoende ver van een gevel geplant worden, d.w.z. op een afstand van minstens 8 tot 10 m. Deze afstand kan kleiner zijn als de boom een slanke, smalle vorm heeft (met opstaande takken) of als de boom aan de kleine kant is.
Snoeien omwille van de openbare veiligheid. Dit wordt toegepast om dode of zieke gedeelten te verwijderen (sanitaire snoei). Na een trauma verkeert een boom in een soort reactiefase en maakt hij scheuten aan, wat hem verzwakt. In dat geval kunt u beter wachten tot deze reactiefase voorbij is en dan pas ingrijpen.