U kunt niet verplicht worden een boom van meer dan 30 jaar oud te vellen.
Bomen in de buurt van gemeenschappelijke erfgrenzen zijn beschermd tegen kap als kan worden aangetoond dat zij ten minste 30 jaar oud zijn.
Een argument dat vaak in de rechtbank wordt aangevoerd, is de verkrijgende verjaring na dertig jaar. Als de boom meer dan dertig jaar geleden geplant werd, wordt op grond van dertigjarige verjaring een recht van erfdienstbaarheid verkregen.
Dit is een door een menselijke handeling ingestelde erfdienstbaarheid die wordt verkregen door verjaring na een periode van dertig jaar, mits aan twee voorwaarden wordt voldaan:
- De erfdienstbaarheid moet betrekking hebben op een eigendomsperiode van dertig jaar;
- De erfdienstbaarheid moet ononderbroken en zichtbaar zijn. Een erfdienstbaarheid is ononderbroken indien ervan kan worden gebruikgemaakt zonder dat daarvoor een menselijke handeling vereist is, en zij is zichtbaar indien zij blijkt uit zichtbare, uitwendige werken door de eigenaar van het dienende erf (de buur).
Maar zelfs als het recht wordt verworven om een boom te behouden die meer dan 30 jaar geleden werd geplant op een afstand die niet in overeenstemming is met de voorschriften, dan nog mag deze boom niet aanleiding geven tot burenhinder en bijvoorbeeld de buur het licht ontnemen.
In dat geval voorziet het Veldwetboek in alternatieve oplossingen en zal de buur altijd kunnen eisen dat de eigenaar van de boom hem snoeit.
Tot slot dient te worden opgemerkt dat bepaalde bomen slechts kunnen worden gerooid of geveld als daarvoor een stedenbouwkundige vergunning werd verleend.
Vaststellen of uw boom dertig jaar oud is:
De beste en nauwkeurigste manier om dit te doen, is uw boom door een vakman te laten beoordelen. Die zal u een certificaat overhandigen en u de precieze leeftijd van uw boom meedelen. Een eenvoudige berekening bestaat erin de stamomtrek van uw boom op 1,5 m van de grond door 2,5 te delen.
Voor een nauwkeuriger schatting kunt u kijken hoe u de leeftijd van een boom kunt bepalen zonder erin te hakken.
Is mijn buur verplicht op mijn eigendom overhangende boomtakken te snoeien?
Hieronder volgen enkele algemene uittreksels uit de wetgeving:
- Indien binnen drie maanden na verzending per aangetekende brief van een uitnodiging om tot een minnelijke schikking te komen, geen overeenstemming wordt bereikt, kan door de meest gerede partij bij de rechter om de schikking worden verzocht door middel van een verzoek op tegenspraak. Het vonnis wordt op verzoek van de meest gerede partij overgeschreven in de registers van het bevoegde bureau van de Algemene Administratie van de Patrimoniumdocumentatie, overeenkomstig artikel 3.30, § 1, 1° (4 FEBRUARI 2020 – Wet houdende Boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek (1)).
- Indien een werk gedeeltelijk op, over of onder het erf van de buur is uitgevoerd, kan de buur de verwijdering ervan eisen, tenzij deze inbreuk op een wettelijke of contractuele titel berust. Indien de inbreuk al even lang bestaat als de verkrijgende verjaring, kan de inbreukmakende eigenaar een wettelijke titel verwerven overeenkomstig artikel 3.27 (4 FEBRUARI 2020 – Wet houdende Boek 3 “Goederen” van het Burgerlijk Wetboek (1)). Indien werken op, over of onder het erf van de buur zijn uitgevoerd op grond van een wettelijke of contractuele titel en een inherent bestanddeel vormen van een werk dat aan de inbreukmakende eigenaar toebehoort, behoren zij als gevolg van natrekking aan deze laatste toe voor de duur van die titel.
- Bij ontstentenis van een titel kan de buur de verwijdering eisen van het inherente bestanddeel dat op zijn erf inbreuk maakt.
Indien in dat geval de eigenaar te goeder trouw is en onevenredig zou worden benadeeld door de verwijdering van het inbreukmakende bestanddeel, kan de eigenaar van het aangrenzende erf niet de verwijdering ervan eisen. Hij/zij heeft de keuze tussen het verlenen van een opstalrecht voor de bestaansduur van het gebouw of de overdracht van het benodigde deel van het perceel, in beide gevallen onder voorbehoud van schadevergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking.
Indien de inbreukmakende partij te kwader trouw is, kan de buur de verwijdering van het inbreukmakende, inherente bestanddeel eisen, tenzij er geen sprake is van een ernstige inbreuk of mogelijke schade voor de buur. Indien deze geen verwijdering eist, is lid 2 van toepassing.